The Pieter van der Pols Papers
Pagina 22

klik om het afschrift te zien



in Katendrecht vooraan de grote singel, daar werden de glazen
op een nacht ingegooid. Toen kwamen de dienaren van het hof uit den
Haag en er is nauw onderzoek gedaan naar de daders. Dezen zijn
niet ontdekt maar ze (= de hofdienaren) hebben zeer scherpe plakaten
opgelezen en aangeplakt. Ik heb er ook 2 aan mijn huis
moeten aanplakken uit naam van de raad fiscaal uit
den Haag en daar is het bij gebleven.
Mij werd ook opgedragen om zijn geweer (= een geweer van de raad fiscaal) te dragen. Niet
alleen ik, maar alle gaarders van 's lands algemene middelen,
als dienaren van de stad.
In de winter 1751 hebben wij zeer veel sneeuw gehad.
(Het heeft) dikker en langer gelegen dan ik mij herinneren kan.
Dat verwekte zo veel smeltwater dat de Krimpener
Waard in maart is doorgebroken en (we) hebben die zo-
mer 1 of 2 voet water gehouden, hoewel wij een droog
voorjaar hebben gehad. Maar (met) de slappe winden en veel
smeltwater hebben (we het) niet droog kunnen krijgen.

(Opmerking: Pieter schrijft in een tijd dat men de polders alleen met
windmolens kon leegpompen. Vandaar dat in een tijd van 'slappe winden'
de polders niet droog werden.)

Daarop hebben we een bijzonder natte nazomer gehad,
(zodat) de beesten in de maand van Sept. in Delfland en
achter de stad al op stal moesten, dat de boter in
een week van 27 naar 36 gulden steeg, op de
21e sept. Ja, het is een nare toestand met (dat) hoge water.
Er kon niets verbouwd worden, de weilanden onder
water, het vlas dat op de spree lag (?) heeft ook veel
geleden. De tarwe is wel thuis gekomen maar
het zaad is wel een maand later pas gedorst
(Er is) ook een deel slecht. Haver en bonen hebben ook
veel geleden en met de wegen was het zo droevig gesteld,
dat ze bijna onbruikbaar waren, zodat de mensen hun goed (= oogst)
niet thuis wisten te krijgen en hetgeen wat ze nog thuis haal-
was onbruikbaar.
Ik moet ook nog een verhaal vertellen dat mede in het jaar
1751 is geschied aan de tweede dijk, net voorbij de
Varkenoordse weg. (Daar) stond een huis, genaamd "het
vissershuisie". Daarin woonde een man genaamd Jaap
Buy en zijn vrouw Dirckie. (Zij) hadden 2 zonen en 3
dochters. Deze Jaap Buy geneerde zichzelf (en samen) met
zijn jongens een beetje met varen. (Hij) had een heinst
en een schouw. Met die heinst heeft hij 12 of 14
Rotterdamse zakken tarwe op de Lek onder (het) Sticht als
smokkel(waar) laten malen en in de stad Rotterdam
gebracht. Dat is geschied in het jaar 1750. Maar in het

vorige pagina
volgende pagina

startpagina